Onderzoek

Hildegards beeld van de kosmos en de wereld

Wilko Emmens deed onderzoek naar het beeld dat Hildegard had van de kosmos en de wereld. Hij inventariseerde de teksten in het oeuvre van Hildegard die daarop betrekking hebben en formuleerde zijn conclusies. Als u op de link klikt, kunt u het artikel lezen.

Studie door Wilko Emmens (2017) over het beeld dat Hildegard van Bingen heeft gehad van de wereld en de kosmos.

===================================================================

Op dinsdag 30 mei 2006 promoveerde Hans Wilbrink op het proefschrift “Amplexio Dei. De omarming Gods: Vergelijkend onderzoek van de mysticologische en sociologische profielen van Hildegard van Bingen en Hadewijch van Brabant”.

Het proefschrift werd met succes verdedigd. “Amplexio Dei” verscheen bij Uitgeverij Shaker Publishing [ISBN nr. 90-423-0284-4]. Zie voor de inhoudsopgave http://www.shaker.nl/english/Catalogue/catalogue.asp. Naar aanleiding van zijn promotie verscheen in het Reformatorisch Dagblad het volgende artikel.

Artikel Reformatorisch Dagblad 31-05-2006:

Een liefdesvonk komt tot ontvlamming

HANS WILBRINK PROMOVEERT OP MYSTICAE HILDEGARD EN HADEWIJCH

HOUTEN – Mystiek is het intens beleven van de relatie met God, zo intens dat het hemelse al tijdens dit leven beleefd wordt, zegt dr. Hans Wilbrink. Hij promoveerde dinsdag in Nijmegen op het leven en werk van twee vrouwelijke mystieken, Hildegard van Bingen en Hadewijch van Brabant.

Hildegard en Hadewijch leefden respectievelijk in de twaalfde en de dertiende eeuw. Beide vrouwen lieten een belangrijk literair oeuvre na, bestaande uit beschrijvingen van visioenen, een brievencyclus en poëzie.

De titel van het proefschrift van Wilbrink, “Amplexio Dei” (De omarming Gods, uitg. Shaker Publishing, Maastricht), verwijst naar een voorfase van de extatische beleving van de liefde van God in de zogenaamde unio mystica (mystieke eenheid). God omarmt met Zijn liefde de mens. De Latijnse uitdrukking kan betekenen dat God óf het voorwerp óf het onderwerp (subject) van het omarmen is. In het eerste geval gaat het initiatief van de mens uit, in het andere geval ligt dat bij God.

Die verschillende mogelijkheden zijn ook aan te wijzen bij Hildegard en Hadewijch. „Bij Hildegard past het passief ondergaan van Gods liefde. Zij wacht het moment af waarop God Zich kenbaar maakt. Hadewijch propageert echter de actieve, mystieke weg: de mens moet zeer inspannende noodzakelijke stappen doen om het innerlijk contact met God tot stand te brengen.”

In de praktijk van het spirituele leven gaan het passieve en het actieve element gelijk op. „Gods ingestorte liefde is vrucht van Zijn genade, maar de mens moet er wel aan meewerken dat de genade zijn deel wordt. Er wordt van hem een krachtige actie verwacht. Maar uiteindelijk is het menselijk streven gebaseerd op de goddelijke vonk die God in de mens ontsteekt. Het initiatief ligt ten diepste bij God.”

Extase

Het grote verschil tussen beide vrouwen is de waardering van de zogenaamde extase. „Hildegard verwerpt de extase nadrukkelijk als middel om God te kennen. Zij zegt daarover: „Het hemelse moet worden overgelaten aan wie hemels zijn.” Hadewijchs leven wordt daarentegen bepaald door het voortdurend zoeken van een nieuwe ontmoeting met God. Haar doel is een repeterende ervaring. Na elke Godsontmoeting ontstaat er een enorme teleurstelling en een hartstochtelijk verlangen die ontmoeting opnieuw te beleven.”

Beide vrouwen praktiseren de mystiek op andere wijze. „Hadewijch is het prototype van de mystiek van de inkeer, Hildegard van de uitkeer. Als Hildegard iets van God ondervindt, wil ze dat aan anderen doorgeven. Haar reikwijdte is dan ook veel breder dan die van Hadewijch. Hildegard preekt en doceert, geeft zielzorg aan priesters en leken en schrijft over alle mogelijke theologische onderwerpen. Hadewijch is het type van de verstilde spiritualiteit. Haar invloed blijft beperkt tot een kleine groep ingewijden.”

Kenmerkend voor de mystiek is dat God niet rationeel te begrijpen is, aldus Wilbrink. „Als de mens God zou kunnen begrijpen, zou hij groter zijn dan God en zou hij God kunnen omvatten. Het is niet de rede, maar de liefde die het contact met God teweegbrengt. Bij Hildegard is de rede wel actiever dan bij Hadewijch. Hildegard spreekt over God als de oorzaak van alles, Hadewijch spreekt vooral over God als liefde.”

Terwijl bij Hildegard de bijzondere genade geleid wordt door het verstand, is de mystiek bij Hadewijch pure liefdesmystiek, waarbij de affectieve strevingen kunnen uitlopen op extatische ervaringen. „Beide mysticae vertegenwoordigen een andere theologische traditie. Hildegard vertoont verwantschap met Abaelardus en zijn speculatieve, rationele benadering van de theologie. Hadewijchs theologie is meer gestempeld door de affectieve bernardijnse lijn met de bruidsmystiek.”

Kritiek op kerk

Dr. Wilbrink (1949) studeerde theologie, Nederlands en sociale wetenschappen. In het dagelijks leven is hij directielid in het voortgezet onderwijs, op de openbare regionale schoolgemeenschap Lek en Linge in Culemborg. Hij is zelf geen lid meer van een kerk. „Ik heb enige jaren geleden bewust mijn lidmaatschap van de Rooms-Katholieke Kerk opgezegd, onder meer vanwege de in mijn ogen verwerpelijke ondergeschikte positie van de vrouw in die kerk. Ik heb niet mijn geloof opgezegd -ik bezoek nog zeer regelmatig katholieke, protestante en oecumenische diensten-, wel mijn verbondenheid aan het instituut. Ik noem mijzelf het liefst oecumenisch christen.”

De keuze van zijn onderwerp -twee mystieke vrouwen die kritisch stonden ten opzichte van de bestaande kerk- past wel in dit kader. „Visionaire vrouwen hadden het in de dertiende eeuw niet gemakkelijk. Hildegard en Hadewijch hadden behoorlijke kritiek op de kerk als instituut. Vooral Hildegards relatie met de kerkelijk instituties was verre van goed. Zij verweet de gezagsdragers van de kerk het niet legitiem gebruiken van hun macht. Zij zaten weliswaar op hun post, maar hadden niet de kennis die in overeenstemming was met hun ambt. Hildegard stelt zich superieur op en ontleent haar gezag aan het inzicht dat zij verkreeg via het levende licht.”

De promovendus heeft zelf weinig met bijzondere mystieke ervaringen. „Ik ga ervan uit dat de beide vrouwen deze ervaringen wel gehad hebben, maar daar treed ik niet in en ik doe er in mijn proefschrift geen uitspraak over. Ze hebben er prachtige teksten over geschreven. Daar houd ik me mee bezig.”

Dat neemt niet weg dat hij de waarde van de mystiek wel inziet, in de zin van stil voor God zijn, verlangend naar God uitzien en dicht bij God leven. Hij komt al sinds zijn jeugd in de Taizégemeenschap in Frankrijk, waar hij het steeds weer indrukwekkend vindt dat „2000 tot 3000 jongeren een uur stil kunnen zijn voor God en samen kunnen bidden en zingen.” Op de dag dat hij vorig jaar zijn proefschrift klaar had, werd hij opgeschrikt door de moord op Frère Roger Schutz, de stichter van de Franse broedergemeenschap. Hij droeg het boek direct aan hem op.

De relevantie van beide mysticae is dat het goed is om God in jezelf te ontdekken, aldus Wilbrink. „Dat betekent niet dat je God in jezelf vindt, maar wel dat je door de liefde van God geraakt wordt. Die liefde is van goddelijke oorsprong en is niet gebonden aan een instituut. Het is goed dat elke mens -binnen zijn persoonlijk vermogen- streeft naar een zo goed mogelijk contact met God om Zijn omarming te ervaren en het is heel heilzaam dat mensen van onze tijd deze spiritualiteit weer gaan ontdekken.”