Verantwoording en copyright.
De intellectuele eigendomsrechten, daaronder in elk geval begrepen de auteursrechten, ten aanzien van de teksten en de vertalingen zoals gepubliceerd op deze website, berusten volledig bij Studiegroep Scivias Hildegardis. Deze website is uitsluitend bestemd voor eigen of intern gebruik, waarbij het niet is toegestaan om teksten of afbeeldingen gepubliceerd op de website te verveelvoudigen anders dan voor het downloaden en bekijken daarvan op de eigen computer. Indien u teksten of afbeeldingen anders wilt gebruiken dan zoals hierboven is vermeld, dient u daarvoor toestemming te hebben van de auteursrechthebbenden en contact op te nemen met onze studiegroep.
Onderstaande afbeelding is ontleend aan wikimedia.org.
Studiegroep Hildegard van Bingen presenteert hierbij een Nederlandse vertaling van een van de visioenen uit Liber Divinorum Operum van Hildegard van Bingen (1098-1179),op basis van de Latijnse tekst uit de tekstkritische editie van Liber Divinorum Operum (LDO) van A. Derolez en P. Dronke, Turnhout 1996 (Corpus Christianorum Continuatio Mediaevalis 92).Het gaat hier om het eerste visioen van Deel III, in andere uitgaven van Hildegards werk is dit het Zesde visioen.
Bij onze vertaling hebben wij gebruik kunnen maken van de volgende reeds bestaande vertalingen van LDO:
Duitse vertalingen:
Heinrich Schipperges, Welt und Mensch. Das Buch ‘De operatione Dei’, aus dem Genter Kodex übersetzt und erläutert. Salzburg 1965.
Mechtild Heieck, Das Buch vom Wirken Gottes. Liber divinorum operum. Erste vollständige Ausgabe. Augsburg 1998.
Franse vertaling:
Bernard Gorceix, Le Livre des oeuvres divines (Visions). Parijs 1982 (herdruk 1989).
Engelse vertaling:
Robert Cunningham et al., Book of Divine Works, with letters and Songs. Santa Fe, 1987.
Hildegard van Bingen, Liber Divinorum Operum, Visioen 6 (III.1)
De stad in het volgende visioen staat symbool voor Gods voorbeschikking (predestinatio); de berg voor Gods rechtvaardigheid (iustitia); de spiegel voor Gods voorkennis (prescientia); de duif voor Gods ordening (ordinatio); de wind voor Gods Geest (Spiritus), maar vervolgens in 2:41 voor de ziel in een mens.
1. En weer had ik een visioen: een grote vierkante stad[1] die geheel was omgeven als door een muur van lichtgloed en duisternis, en die met bergen en gedaantes was versierd. In het midden van de oostzijde van de stad zag ik ook een hoge berg van harde witte steen, die de vorm had van een vuurspuwende vulkaan. Op zijn top schitterde een spiegel van zo’n helderheid en zuiverheid dat die zelfs de schittering van de zon leek te overtreffen.[2] Hierin verscheen een duif met gespreide vleugels,[3] alsof ze gereed was om te vliegen. De spiegel, die vele verborgen wonderen in zich droeg, zond ook een zeer wijd en hoog schijnsel uit, waarin vele geheimenissen verschenen en vele vormen van verschillende gedaantes. In deze lichtgloed verscheen aan de zuidzijde een wolk die van boven helder wit was, maar van onderen duister. Daarboven straalde een grote schare engelen waarvan sommigen eruit zagen als vuur, anderen als helder licht en weer anderen als sterren. Zij werden allen als brandende toortsen bewogen door een vliegende wind.[4] Deze was vol van stemmen die als het ruisen van de zee klonken.[5] En die wind verhief in woede zijn stemmen en zond vuur in het duister van de wolk, waardoor die in duister ontbrandde, maar zonder vlammen. En spoedig blies hij in de wolk en deed haar als dichte rook vervliegen en neerstorten. Evenzo joeg hij de neerstortende wolk, van zuid naar noord, over de berg in een oneindig diepe afgrond, zodat ze zich van nu af aan niet meer zou kunnen verheffen, behalve dat ze soms wat nevel over de aarde zendt. En ik hoorde bazuinen luid uit de hemel klinken: wat is dit, dat op eigen kracht pochend is neergevallen? En zo straalde het lichtende deel van de wolk helderder dan het tevoren geweest was. Maar niemand kon van nu af aan de wind weerstaan, die met zijn drie stemmen[6] het duistere deel van de wolk had neergeworpen. En weer hoorde ik een stem uit de hemel, die zei:
2. In zijn voorkennis wist God alles, daar Hij zijn schepselen, voordat zij hun vorm kregen, al kende. Niets van wat ontstaat van het begin tot het einde der wereld was voor Hem verborgen.[7] Dat is de betekenis van het huidige visioen. “Je ziet een grote vierkante stad,” wat duidt op het stevige en vaste werk van Gods beschikking (predestinatio); “die geheel was omgeven als door een muur van van lichtgloed en duisternis” omdat de gelovigen de heerlijkheid verdienen, maar de ongelovigen veroordeeld worden tot straf, beide groepen van elkaar gescheiden door een rechtvaardig oordeel. “en met bergen en gedaantes was versierd”, dat wil zeggen door wondertekens en deugden sterk en verheven gemaakt. God immers heeft al zijn waarachtige en rechtvaardige werken verricht en ze zo met zo’n kracht versterkt dat ze door geen enkele verzwakkende stoot kunnen worden vernietigd. “En in het midden van de oostzijde van de stad zie je een hoge berg van harde witte steen, die de vorm heeft van een vuurspuwende vulkaan”, wat betekent dat God in de kracht van Zijn rechtvaardigheid (iustitia) groot is in macht, verheven in heerlijkheid, hard in gestrengheid, mild[8] in zachtheid, omdat Hij al zijn oordelen in de gloed van zijn onpartijdigheid (equitas) velt. Want Hij zelf is rechtvaardig (iustus) en verbrijzelt iedere onrechtvaardigheid (iniustitia), omdat hemel en aarde op Hem gefundeerd zijn en Hij het firmament met alle schepselen ondersteunt, zoals een hoeksteen een heel gebouw bijeenhoudt.[9] “Op zijn top schittert een spiegel van zo’n helderheid en zuiverheid, dat die zelfs de straling van de zon lijkt te overtreffen”; omdat in de verhevenheid van God zijn voorkennis (prescientia) zo helder en doorschijnend is, dat ze iedere gloed van schepselen overtreft. “Hierin verscheen een duif met gespreide vleugels, als het ware gereed om te vliegen,” omdat in deze zelfde voorkennis (prescientia) de goddelijke ordening (ordinatio) naar voren is getreden om zich al uitbreidend te openbaren. Want toen God het wilde, liet Hij alle schepselen tevoorschijn treden. En zoals een vogel twee vleugels heeft om te vliegen en op een berg zit en beschouwt waarheen hij wil vliegen, zo heeft de goddelijke ordening (ordinatio) twee vleugels, een in de engelen en een in de mensen. Ze zit bij het ordenen van alles in haar mogelijkheid als op een berg, zoals ook een man die in stilte alles wat hij wil ordent. En terwijl zij de mens beschermt met de hulp van de engelen, heeft zij hem met zijn wil en daden als het ware vleugels gegeven om te vliegen. Zwijgend hield zij zich nog stil onder de Oude Wet, omdat de Wet als geheel[10] pas haar volle betekenis zou hebben. Want zij had zelf in alle opzichten voorzien dat de vorm waarin levende adem en kennis was,[11] nog niet zou weten wat ze moest doen, toen ze door de levende wind, dat is de ziel,[12] naar rechts of naar links keek. Dat namelijk als ze naar rechts vloog ze de beloning van het leven zou ontvangen; maar dat als ze zich naar links keerde, ze haar verdiende straffen zou ondergaan. Deze orde houdt God zo onder de bescherming van zijn vleugels[13] dat Hij degene die naar Hem toevliegt en zegt: “In U vind ik mijn vreugde omdat U mij gemaakt hebt en daarom hangt mijn ziel U aan”[14] in de bescherming van zijn rechterhand opneemt en met zeer vele sieraden overlaadt. Degene echter die weigert zich bij Hem te voegen, laat Hij ten ondergaan, zoals gezegd is. Toen echter de Zoon van God zijn gewaad van vlees aannam, dat de heilige Godheid aanhing,[15] waardoor Hij zijn werk dat nog onvoltooid was, in zijn menselijkheid voltooide, steeg Hij[16] spoedig op krachtige wijze op en nam de mensen mee. Hierover verwonderden de engelen zich, omdat geen mens behalve het eniggeboren Woord van God in staat was dit te doen. En Hij heiligde de mensen door dat gewaad van Hem, zodat ze door naar Hem te kijken zichzelf zouden verloochenen en samen met Hem met gespreide vleugels naar de hoge bestemming van hun verlangens zouden opvliegen.
3. “De spiegel, die vele verborgen wonderen in zich droeg, zond ook naar alle kanten een zeer wijd en hoog schijnsel uit.” Dit betekent dat de kennis van God, die veel onbekende geheimen in zich draagt, haar wonderen openbaart door zich breed te maken en op te heffen naar het hem behaagt. “Daarin verschijnen vele wonderen en vele vormen van verschillende gedaantes,” omdat, toen Gods wonderen zich openlijk begonnen te tonen, die dingen die voorheen onbekend en niet zichtbaar waren, in volle openbaring aan het licht kwamen. “Want in deze lichtgloed verscheen aan de zuidzijde een wolk die van boven helder wit was, maar van onderen duister”: dit betekent dat God, in het tonen van Zijn gloeiende gerechtigheid (iustitia), het streven van de gelukzalige geesten als prijzenswaardig en van de ondeugdzame geesten als dodelijk blootlegt. “Daarboven straalt een grote schare engelen, waarvan sommigen eruit zien als vuur, anderen als helder licht en weer anderen als sterren.” Dit is omdat degenen die als vuur verschijnen, zich in de sterkste krachten bevinden, zodat ze op geen enkele wijze kunnen worden bewogen, omdat God wilde dat zij voor zijn Aangezicht zouden staan om het eeuwig te aanschouwen.[17] Degenen echter die zich als helder licht vertonen, bewegen zich in dienst van de werken der mensen, die het werk van God zijn. De dienstwerken der mensen vinden plaats voor Gods ogen ten overstaan van dezelfde engelen,[18] want zij aanschouwen deze eeuwig en bieden God de aangename geur ervan aan, terwijl zij de nuttige werken eruit ziften en de nutteloze verwerpen. De engelen echter die er uitzien als sterren, hebben medelijden met de menselijke natuur en stellen die God voor ogen als een boek en begeleiden de mensen en spreken met redelijke woorden zoals God het wil en prijzen God door middel van de goede werken der mensen, terwijl ze zich van slechte werken afwenden.
4. “Zij werden allen als brandende toortsen bewogen door een vliegende wind”, omdat de geest van God, levend en brandend in waarheid, in zijn woede deze engelgeesten tegen zijn vijanden aanzet. “Deze (wind) is vol stemmen, die als het ruisen van de zee klinken”, omdat hij de volheid en volmaaktheid van alle lofprijzingen bevat, waarmee hij de schepselen, engelen en mensen, tot lof van God laat volstromen. “En”, zoals je ziet, “verheft die wind in woede zijn stemmen”, omdat Gods geest de stemmen van zijn rechtmatige veroordelingen gebruikt ter bestraffing van de zondaars. “En hij zond vuur in het duister van de wolk, waardoor die in haar duister ontbrandde, maar zonder vlammen”: aangezien de gelukzalige geesten, toen zij het begin zagen van de Val der engelen, zich haastten om God eer te brengen. Ook hebben zij het vuur van de wraak gloeiend uitgestort over de kwaadste bedoeling van ontrouw van hun vijanden. Die brandden, verstoken van ieder licht van heil, niet voor een correctie, maar slechts voor een nog grotere vervloeking, omdat zij de verschuldigde eer niet aan hun Schepper wilden betonen. Want omdat zij zonder de stralende lof voor hun Schepper wilden zijn, werden zij voor niets gehouden, zoals een onbeschreven stuk perkament leeg is, wanneer het niet de eer van schrift bevat. “Maar spoedig blies hij in de wolk en deed haar als dichte rook vervliegen en neerstorten”: omdat die woede met behulp van de gelukzalige geesten de pogingen van de ondeugdzamen tenietdeed en diegene die wilde opstijgen verzwakte en neerdrukte. De grote scharen goede engelen namelijk zien op naar God en erkennen Hem met heel de samenklank van hun lofzang, terwijl ze tegelijkertijd op wonderbaarlijke en buitengewone (singularitate)[19] wijze de geheimen prijzen die eeuwig in Hem waren en zijn. Op geen enkele wijze kunnen ze dat nalaten, omdat zij door geen aards lichaam bezwaard worden. Ze blijven maar uitweiden over de Godheid met de levende klanken van hun prachtig hoge stemmen, die boven het getal van de zandkorrels aan zee uitstijgen, en boven het getal van alle vruchten die zich op aarde vermeerderen, en boven het getal van de geluiden die door alle dieren worden voortgebracht, en boven iedere schittering door zon, maan en sterren in de wateren fonkelt, en boven alle klanken in de ether, die door het blazen van de winden ontstaan die de vier elementen omhoog houden en ondersteunen. Maar met al die stemmen van hun lofzang kunnen de gelukzalige geesten de Godheid op geen enkele wijze bevatten. Daarom ook voegen zij met hun stemmen altijd iets nieuws toe. “De genoemde woede joeg deze neerstortende wolk, van zuid naar noord, over de berg heen in een oneindig diepe afgrond, zodat ze zich van nu af aan niet meer zou kunnen verheffen, behalve dat ze soms wat nevel over de aarde zendt.” Hiermee wordt aangetoond dat de woede, met behulp van de kracht van de heilige engelen, de al wankelende intentie van de boze geesten terugstootte van de plaats van de gelukzaligheid, weg van de aanblik van de eeuwig Levende, naar het ongeluk van de ondergang en de niet aflatende rampzaligheid. En hij voerde hen in zo’n grote ellende dat ze niet verder tegen God kunnen rebelleren, hoewel ze er niet van afzien met de kwalijkste influisteringen de mensen te verzoeken.
5. Er is ook een geheime schare van engelen met God in de hemel: dezen worden door de Godheid met zijn licht overgoten, maar blijven voor het menselijk schepsel duister, behalve dat ze aan hun lichtende wondertekens gekend worden. Deze schare, die dichter bij God staat dan bij de mensen, is met rede begiftigd (rationalis) en vertoont zich zelden aan de mensen, terwijl de engelen die aan de mensen toegewijd zijn, zich, wanneer het God behaagt, aan hen met tekenen openbaren. God heeft bepaalde engelen tot verschillende taken aangesteld en hen samen met de schepselen (de mensen) dienstbaar gemaakt. Hoewel zij verschillende taken hebben, aanbidden ze toch één God, door Hem als zodanig te vereren en te kennen. Maar als de (Gods)kennis niet samen met de lofklank zou opvliegen naar Hem uit wie zij bestaat, maar zelfstandig zou willen zijn, hoe zou zij kunnen bestaan, daar zij niet vanuit zichzelf bestaat? De ‘redelijkheid’ (rationalitas) richt haar lofklank altijd tot een ander en vindt daar genoegen in, want als zij uit zichzelf zou willen klinken, kan zij niet verheerlijkt worden. Dat deed Satan, zodra hij begon te leven: omdat hij niet met lofprijzing naar zijn Schepper omzag, maar uit zichzelf wilde bestaan, stortte hij neer, afgesneden van de Godheid en vertrapt, zoals een strohalm die van de graankorrel is afgesneden, vertrapt wordt. Daarom moet ieder levend schepsel naar zijn Schepper opzien en geen eigen roem zoeken. Want de volle vreugde over zijn nuttigheid kan de mens niet vanuit zichzelf bezitten, maar ontvangt hij van de ander; en wanneer hij door de ander de vreugde over zijn nuttigheid ervaren heeft, zal zijn hart overlopen van blijdschap. Hierdoor herinnert de ziel ook dat ze door God is geschapen en ziet in geloof naar Hem om, zoals ook de mens in de spiegel beschouwt hoe zijn gezicht gevormd is. De almachtige God heeft zijn werk immers zo tot stand gebracht dat het met lofprijzingen naar Hem opziet, omdat Hij het in grote eer heeft voltooid. Want Hij beschikte dat de gelukzalige geesten hun tegenstanders zouden wegwerpen met de woorden: ‘Laten wij dezen, die ons schrik willen aanjagen, wegwerpen.’ Daarom is met de wil van God geschreven:
6. ‘Verheven hebben de rivieren, o Heer, verheven hebben de rivieren hun stem, verheven hebben de rivieren hun stromen door de stemmen van vele wateren.’[20] De betekenis van dit vers is op deze manier te verstaan: in uw ijver (zelus), o Heer van alle schepselen, hebben de engelgeesten zich opgericht en als een vloed hun krachten verheven om uw vijanden te verdrinken. En weer hebben hun legers hun kracht opgericht, terwijl ze God de klanken offerden van hun ontelbare lofgezangen. Deze engelenscharen zijn als rivieren van levend water;[21] Gods Geest beweegt ze tot glorievolle lof. Deze stemmen strijden immers tegen de zwarte draak. Michael was het die op de bazuinklanken van Gods verborgen oordeel deze slang doorstak.[22] Hij wilde Gods stralende macht immers niet erkennen. Daarom wierp hij hem met Gods kracht in de put van de hel, die zonder bodem is. Ook zijn volgelingen, die met hem instemden en hem als hun meester hielden, vielen daarin, samen met hem. Maar toch kreeg hij (Satan) meer straffen dan al dezen, omdat hij naar niemand anders wilde zien dan zichzelf, terwil zij naar hem zagen. Na de val van deze oude vijand loofden de hemelse koren God, omdat hun aanklager was gevallen en zijn plaats in de hemel verder niet is gevonden.[23] Toen erkenden zij Gods wonderen in een nog grotere schittering dan zij die eerder hadden gezien, terwijl ze wisten dat zulk een strijd in de hemel niet meer zou plaatsvinden en dat niemand meer uit de hemel zou storten. Maar in de zuivere Godheid onderscheidden ze ook dat het aantal gevallen geesten opgevuld zou worden met aarden vaten (d.w.z. mensen).[24] In deze wetenschap, dat het aantal gevallenen op deze wijze hersteld zou worden, verheugden zij zich en ze vergaten de Val, alsof die er nooit geweest was. De almachtige God immers heeft het hemelse leger in verschillende slagordes opgesteld, zoals hem paste; zodanig, dat de afzonderlijke rijen hun eigen taken onderhouden en elke rij voor de andere rij een spiegelend zegel is. In ieder van die spiegels bevinden de goddelijke mysteriën zich, maar hen volledig zien, kennen, begrijpen en bepalen kunnen de rijen niet. Daarom stijgen zij in volle verwondering van lofzang tot lofzang, van heerlijkheid tot heerlijkheid op. En zo zijn ze eeuwig nieuw, omdat zij dat alles niet tot een einde kunnen brengen. Zelf zijn ze door God geschapen als geest en leven. Daarom falen zij nooit in hun lofprijzingen aan God en aanschouwen eeuwig Gods vurige glans, en uit deze heldere glans van de Godheid dansen zij als een vlam.
Laten de gelovigen deze woorden met vrome toewijding van het hart tot zich nemen, want zij zijn uitgesproken door Hem die de eerste en de laatste is, tot nut van de gelovigen.
[1]Vgl. Augustinus, de stad Gods.
[2] Vgl. het visioen van het hemelse Jeruzalem in Openbaringen.
[3] Vgl. Christus aan het kruis.
[4] Bij Hildegard hebben winden vleugels.
[5] Op. 1:15.
[6] Een wind heeft twee nevenwinden (N, NW, NO). Zie afbeelding, drie banen uit de mond.
[7] Ps. 139.
[8] Het Latijnse woord albus betekent zowel wit/ blank als mild/ zacht.
[9] 1 Petr. 2:6-7.
[10] D.w.z. OT + NT.
[11] De primitieve mens.
[12] De ziel is in de voorstelling van Hildegard als een wind die ruist door het lichaam.
[13] Ps. 63:8; 61:5.
[14] Ps. 63:9.
[15] De term adhaesio is een mystieke term die in het algemeen verwijst naar het aankleven van de ziel aan God, dus duidt op blijvende verbondenheid. Ook in zijn vleselijke lichaam blijft de Zoon met de Vader verbonden.
[16] Bij het opstijgen van de Zoon, zoals hier beschreven, mogen we denken aan Jezus’ Hemelvaart.
[17] Vgl. Mat. 18,10.
[18] Vgl. LVM, Carlevaris, Pars Prima XLV r. 729 e.v.; Schippergess blz. 50 nr. 58 Von Engeln und Menschen muss Gott gepriesen werden.
[19] Singularitas: enig in zijn soort.
[20] Ps. 93:3-4.
[21] Joh. 4:10-14.
[22] Apoc. 9, 1-2.
[23] Vgl. Ps. 37, 36, en Apoc. 12,18.
[24] Vgl. 2 Kor. 4,7.